28. mei, 2016

Tekst

De nachtmerries kwamen terug. Mijn opa aan vaderskant en mijn oma aan moederskant (degene met dementie) waren weer levend. Mijn opa aan vaderskant deed mee aan een experiment om weer levend te worden (ook al was hij eigenlijk dood) en mijn oma lag elke nacht opnieuw op sterven.



Het was in de genen van mijn opa’s familie om heel oud te worden. Toen mijn opa op zijn sterfbed lag, was ik zelf in de leeftijd van eind twintig. Ik keek naar mijn uitgemergelde opa en bedacht dat het weleens de laatste keer zou zijn om iets tegen hem te kunnen zeggen. “Opa,” zei ik met een brok in mijn keel, “het spijt me dat ik de laatste jaren niet zo vaak langs ben geweest. Ik heb moeite met het afscheid nemen van mensen en ik heb bewust afstand genomen omdat ik wist dat de tijd bij jullie sneller zou komen. Het spijt me echt.” Opa legde zijn hand op mijn hand. “Je oma en ik vonden inderdaad dat je niet vaak langs kwam. Maar het is goed hoor kind, ik begrijp het.”  “Opa, ik beloof dat ik naar oma zal omkijken als jij er niet meer bent.” zei ik. Enkele dagen daarna overleed opa.

Mijn oma klampte zich aan mij vast. “Zal je me niet vergeten?” Mijn oma zit op een stoel in het verzorgingstehuis. Met grote ogen kijkt zij mij aan. Ik kijk mijn moeder aan die zichtbaar ook is geschrokken. Het is de eerste dag dat wij haar naar het verzorgingstehuis hebben gebracht. De kerstboom hebben wij net opgetuigd en geprobeerd om het zo vertrouwd en huiselijk mogelijk te maken met haar eigen spulletjes. “Natuurlijk niet, oma.” zeg ik schor. “Mooi,” zegt mijn oma, “dan pak ik nu mijn jas en ga ik naar huis.”  “Nee, je moet hier blijven,” zegt mijn moeder gedecideerd. “dit is nu je nieuwe huis.”

De overlevingskansen zijn niet groot vertelde mijn moeder al eerder. Oma is gevallen en moet een nieuwe heup. We zijn in het ziekenhuis. De dokter steekt zijn relaas af over de hele procedure. Ik heb een dilemma. Laat ik maar voorzichtig beginnen.
“Eh, dokter, mag ik u wat vragen?” Ik pauzeer even. “Hoe groot is de kans eigenlijk dat mijn oma deze operatie overleeft?”
De dokter fronst zijn wenkbrauwen. “De kans dat je oma de operatie overleeft is heel groot, niemand overlijdt bij mij op de operatietafel. Het gaat meer om de periode daarna van herstel, veel mensen overleven dat niet op de leeftijd van jouw oma.”
Ik knik, natuurlijk zegt de dokter niet dat mensen overlijden op de operatietafel. Over de periode van herstel heb ik mijn twijfels.

De volgende ochtend wordt oma geopereerd. ’s Ochtends luisteren wij naar klassieke muziek via de I-phone. Toch handig zo’n mobiele telefoon. De zusters steken af en toe hun hoofd de hoek om, kijken in de kamer en glimlachen. Oma wordt rustig van de muziek en tikt met haar vingers op het ritme. Net heb ik voor het eerst geholpen om haar te wassen. Dan komen de zusters haar halen. Ik krijg een brok in mijn keel en voel me benauwd.
“Dag oma,” zeg ik zacht. Bevangen door de gedachte dat zij toch niet meer wakker wordt grijp ik de stang van het bed vast. “Oma, houd je nog van mij?”
Met grote ogen zegt zij luidt: “Ja, ik houd heel veel van jou!” En dan wordt ze weggereden.

Wonder boven wonder komt zij toch goed uit de operatie. Haar hartslag en bloeddruk is als van een jonge meid, had de arts gezegd. Het lukt niet om langs te komen.

Dan belt mijn moeder op. Ik hoor paniek in haar stem. “Je moet nu komen. Het gaat niet goed. Ze heeft heel veel pijn en ze wilt niet meer. Ze heeft tegen Nicky gezegd dat ze naar Jezus wilt.” Verbaasd hang ik de telefoon op. Oma had toch de conditie van een jonge meid? Ook had oma religie afgezworen.

“Is het nou echt zo ernstig?” vraag ik aan mijn moeder als haar tref in het verzorgingstehuis terwijl we naar haar kamer lopen. In bed ligt oma. Ze kreunt. “Oh Shos, oh Shos, oh Shos.” Oma kan niet meer drinken. Ze heeft haar kunstgebit uit. Ik zie een ingevallen gerimpeld gezicht. Ze puft en hijgt. Hulpeloos kijkt zij in het niets. De verpleegster kijkt mij aan met een serieuze blik. Ik voel dat het nu echt anders is dan de vorige keer.
“Als jij afscheid hebt genomen, dan geven wij haar extra morfine en dan valt zij in een diepe slaap.” 
Afscheid nemen? Mijn hart krimpt ineen en een schuldgevoel bekruipt. Ik vloek inwendig.
Ik had naar haar toe moeten gaan toen ze net uit het ziekenhuis kwam. Ik had vaker moeten langskomen. Dan was dit niet gebeurd. Ik kijk weer naar oma. Moet zij door mijn schuldgevoel dan langer lijden?

Het is erg warm buiten, iets boven de 30 graden. Op het nieuws wordt er gesproken over een hittegolf van een aantal dagen. Gisteren is oma in slaap gebracht. Oma snurkte daarna als een bouwvakker. Er zat nogal wat leven in, zacht uitgedrukt. Het is vroeg in de ochtend. Ik schrik wakker. Hoe moet dat nou met dat warme weer als oma niet kan drinken? Ik pak snel mijn telefoon.
“Ze leeft nog hoor,” zegt mijn moeder. “het gaat hartstikke goed.”
Dan vertel ik mijn moeder dat ik mij zorgen maak over het mooie weer. Mijn moeder had er ook over nagedacht en zei dat we dit later op de dag maar even met het verzorgingstehuis moeten bespreken. Dan belt zij een uur later.
“Oma is overleden.”