28. aug, 2016

Tekst

Op haar praatstoel zit de kleine dappere vrouw. Wij hebben even op het aangrenzende terras gezeten waar zij mij vertelde over de tweede Wereldoorlog die zij bewust heeft meegemaakt aangezien haar geboortejaar 1920 is. Als oudste zorgde zij voor haar broertjes, waarvan inmiddels één al is overleden, één in het oosten van het land woont en één uit het oog is verloren.

Toen de oorlog uitbrak was zij niet bang. Tot zij in de verte schoten hoorde. Dat was een goede reden om maar snel naar huis te gaan. 

Als je zo praat met de kleine dappere vrouw merk je niet dat zij dement is. De hoofdverpleging gaf aan dat het ook te maken heeft met aandacht. Zodra mensen zich wat eenzamer voelen raken zij schijnbaar wat sneller in de war. 

In de kamer van de kleine dappere vrouw staan foto's van een gezin met een baby.
"Zijn dat uw kinderen?" vraag ik. 
"Nee, dat zijn de kinderen van mijn broer." antwoordt zij. 
"Heeft u zelf geen kinderen?" vraag ik. 
"Nee, dat is er nooit van gekomen." de kleine dappere vrouw zucht. 
"Ik vraag mij af of het niet beter was geweest, nu achteraf. Dan had ik nu meer bezoek gehad."

Ik schrik van haar opmerking. Dit is wellicht een goed punt van haar. Dan denk ik even na. 
"Mevrouw, er zijn hier genoeg bewoners met kinderen en die komen ook nooit langs." 
De kleine dappere vrouw glimlacht tevreden. Wij zijn beiden tevreden.