7. mei, 2019

Tekst

Vanwege drukte op mijn werk ben ik een tijd niet op de afdeling geweest.

Ik hoorde dat de bewoners op vakantie gingen en heb afgesproken met een dochter van één van de cliënten om mijn lieve vrienden en vriendinnen een middag op te zoeken in het zorghotel.



In de lobby van een afstand zie ik oud reclame man, meneer T. in zijn rolstoel zitten.
Zijn ogen worden groot en hij begint helemaal te stralen.
“Je was opeens verdwenen, maar ik wist dat je terug zou komen!” roept hij uit.
Normaal gesproken heeft meneer T. veel last van zijn afasie, maar deze zin rolt in één keer uit zijn mond.

Meneer T. is helemaal door het dolle heen. Samen gaan we naar de mooi gedekte tafel.
Met één hand houdt hij mijn hand tegen zijn gezicht en met zijn andere hand en voeten op de grond weet meneer T. zijn rolstoel ondertussen voort te duwen.

Als ik later weer terug kom op de afdeling in het verpleegtehuis zie ik meneer T. weer op de gang in zijn rolstoel. “Je weet dat ik altijd van je houd hè.” zegt meneer T. terwijl hij mijn hand kust. “Ik hoop dat je een lieve vriend hebt.”

Dan lopen meneer Boswachter en meneer Keizer langs en stoppen voor ons neus.
“Da’s nou jammer.” verzucht meneer T. teleurgesteld terwijl hij zijn wenkbrauwen optrekt.