10. mrt, 2020

Tekst












Op de afdeling hebben wij een robotkat. Dit is een kat die op batterijen werkt en dan miauwt en bewegingen maakt. De poezenvrouw is geruime tijd onafscheidelijk met de robotkat die zij Loekie noemt. 


De laatste tijd is de kat wat stil. Ik merkte op dat de batterijen op waren. Vragend keek zij mij aan. Toen realiseerde ik mij dat Loekie een levensechte kat voor haar is en niet ter discussie staat. Loekie gaat overal mee, op vakantie (een groot aantal bewoners zijn weer op vakantie geweest naar het speciale zorghotel in Lunteren), maar ook naar de activiteiten. Met een verzorgende is nu afgesproken dat zij Loekie eten en drinken geeft. Zijn vacht zit anders onder het eten en drinken die de poezenvrouw hem probeert te geven. 

Afgelopen zondag zat ik aan de tafel gezellig te praten met de bewoners.
Een lange grote man komt binnen. Ik herken de man als één van de zonen van de poezenvrouw, aangezien ik de andere zoon eerder heb ontmoet en zij erg op elkaar lijken. 
Direct steek ik mijn hand uit om mij voor te stellen.
De man gaat zitten, negeert mij en zegt tegen zijn moeder dat hij vorige week een belangrijke bespreking had voor zijn werk en dat er toen heel veel mensen waren die nog steeds niet begrepen dat hij geen hand wilde geven vanwege het coronavirus. 

De poezenvrouw begint een verhaal te vertellen over hoe haar zoon een keer de hond uit liet. Mismuilend kijkt hij zijn moeder aan: "Mamma, we hebben nooit een hond gehad." 
Nu kijkt mij mij aan of zij gek is: "Haar fantasie slaat weer op hol." 
"Misschien heeft uw moeder in haar jeugd een hond gehad?" probeer ik. 
"Oh ja, dat klopt." zegt de zoon. "Maar ik was er in iedergeval niet bij."
De poezenvrouw vervolgt haar verhaal. "Jij ging de hond uit laten en toen waren er 12 eenden in de vijver en de hond beet ze allemaal dood. Toen mijn vader dat hoorde, pakte hij zijn geweer en wilde de hond overhoop schieten." 



De man rolt met zijn ogen en zegt tegen mij alsof zijn moeder niet naast hem zit: "Dit is echt een onzin verhaal."
"Hoe weet jij dat nou?" De moeder wendt zich nu tot haar zoon.
"Je zei toch zelf dat je er niet bij was."