30. jun, 2019

Tekst











Meneer Brie is nieuw in het verpleegtehuis. De mantelzorgers bestaan uit een netwerk van vrienden. Door onbekende redenen heeft meneer Brie geen contact meer met overige familieleden. Voor het verpleegtehuis woonde hij met hulp zelfstandig thuis. Helaas was het niet meer mogelijk om alleen te wonen. Meneer Brie zorgde voor de buurtkat, die volgens één van de mantelzorgers eigenlijk een beetje vals was, maar hij mist de kat erg.


“Ik zit hier in een gekkenhuis.” zegt meneer Brie, kijkend naar de medebewoners aan tafel.
“Nee hoor, meneer Brie, u woont hier met andere mensen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.” 
“Het zit hier vol kwijlende mensen en mensen die knettergek zijn.” zucht hij. Ter illustratie wijst hij op een andere vrouwelijke medebewoner en draait zijn wijsvinger om zijn slaap om aan te geven dat zij echt wel gek moet zijn.
“Meneer Brie, de meeste vrouwen die hier wonen zijn een stuk ouder dan u en hebben naast dementie ook andere ziekten.”
“Ben ik ook dement? Het zal vast wel een beetje.”
Teleurgesteld haalt hij zijn schouders op.
“Mevrouw Asha bijvoorbeeld, die naast u zit, is al ver in de negentig. Kijk maar naar haar handen en armen. Dan ziet u vlekjes, dat komt door ouderdom.”
“Ik word volgend jaar 90, maar ik heb die vlekjes niet.” zegt meneer Brie zijn handen en armen bestuderend. Inderdaad heeft hij geen vlekjes.


“Het is een wonder dat ik zo oud ben geworden. Ik heb de oorlog overleefd, maar was net zo goed opgepakt door de Duitsers want ik had een illegale radio. Maar de Joden.. Die zijn pas echt belazerd. Er werd gezegd dat zij ergens anders mochten werken. Maar weet je wel dat zij die Joden vergast hebben in vrachtwagens..? Dat hoorden wij pas achteraf. Ach kind, dat is ver voor jouw tijd.” Meneer Brie kijkt nu treurig.
"De Joden, die kon je makkelijk herkennen. Daarom hebben zoveel Joden de oorlog niet overleefd.”
“Hoe kan je dan Joden herkennen?” vraag ik.
“Nou gewoon. In die tijd moesten zij een ster dragen.”


Een aantal weken later zit ik met mevrouw De Jong een andere nieuwe bewoner op het terras. Net als meneer Brie woonde mevrouw De Jong eerst ook zelfstandig. Gelukkig heeft zij een zorgzame dochter die heel goed voor haar zorgt. 

Mevrouw de Jong puft van de warmte. “Het is een wonder dat ik zo oud ben geworden. Ik heb de oorlog overleefd. Dat was niet zo moeilijk hoor. In Nederland hebben heel veel mensen de oorlog overleefd.”
Ik denk aan het verhaal van meneer Brie en de vele slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.
“Er zijn heel veel Joodse mensen vermoord. Waren dit dan geen Nederlanders?” vraag ik.
Mevrouw de Jong is even stil, denkt na en zegt vertwijfeld: “Ja, eigenlijk waren dat ook Nederlanders.”


“Ik was een keer met mijn dochter ergens en toen was ik in een gesprek met een vrouwelijke burgemeester. Ja, die herkende je zo. Mijn dochter kwam toen naar mij toe en vroeg: met welke Jodin zat je nu weer te praten, mam?”
Mevrouw De Jong is de enige die lacht. 


Elk mens heeft recht op goede zorg en een vellige omgeving. Dachten er maar meer mensen zo over in Nederland tussen 1940 – 1945.